Alternatieve economie lijkt, of is misschien, wel een buzz-woord en verworden tot een containerbegrip. Onder onze oude naam Uitgeverij Jan van Arkel hebben we regelmatig gepubliceerd over alternatieven tegenover een neoliberaal, marktgedreven model. Groene economie, grenzen aan groei, circulaire economie, solidaire economie, geldsystemen en gemene goed economie. Alles op weg naar een duurzaam bestaan. Winst is pas winst als we ons welzijn, de mensen, de ecologie en de planeet daarin centraal stellen. Volgens ons.
In het boek Ware winst munt Christian Felber het begrip Gemene-Goed-Economie. Deze ideeën passen ook in het gedachtegoed van Kate Raworth, de Donut economie. Om beter te begrijpen hoe de Gemene-Goed-Economie zich verhoudt tot andere economievormen, volgt hieronder een overzicht van verschillende economische systemen en wordt de Gemene-Goed-Economie daarbinnen gepositioneerd.
Oude en nieuwe economie Als we spreken over economie, wordt dit door de meeste mensen vrijwel direct geassocieerd met een geldsysteem, waarin winst maken centraal staat. Voornamelijk in het westen, zijn we dan ook gewend te leven in een kapitalistisch systeem, waarin de economie gebaseerd is op geldinvesteringen, met de verwachting om winst te maken. In oorsprong betekent economie (afkomstig van het Griekse oikonomia) echter ‘huishouden’ en met het ontstaan van staten, is dit het ‘staatshuishouden’ geworden. Het economisch systeem dat we nu kennen, is niet de enige manier waarop het staatshuishouden in het verleden is gereguleerd en is ook in de huidige tijd niet de enige manier waarop het ‘huishouden’ in samenlevingen georganiseerd wordt.
Kapitalisme Het kapitalisme is een economisch model dat is gebaseerd op geldinvesteringen in de verwachting daar winst op te maken. Particuliere ondernemers zijn meestal degenen die de productiemiddelen bezitten en gebruik maken van loonarbeid om meerwaarde te creëren. De distributie van middelen wordt gereguleerd door marktwerking (vraag en aanbod), waarbij de overheid een zeer beperkte rol speelt. Door deze (relatief vrije) marktwerking ontstaat concurrentie, wat ervoor zorgt dat ondernemers er belang bij hebben om de efficiëntie van hun onderneming te vergroten. De kapitaalbezitter consumeert niet de gehele winst, maar herinvesteert, om het kapitaal te vermeerderen (kapitaalaccumulatie). In het kapitalisme spelen geld en kapitaalaccumulatie de primaire rol in het economisch proces overgenomen van behoeftebevrediging. Ondernemingen streven hierbij hun eigenbelang (winst maken) na.
(Vrije) markteconomie In een vrijemarkteconomie wordt de inzet van productiemiddelen (het produceren en leveren van producten en diensten) geheel bepaald door vrijemarktwerking, ofwel door vraag en aanbod. Er is dan geen sprake van economische interventie door de overheid. Deelnemers in de markt streven hun eigen belang na. Pure vrijemarkteconomieën bestaan eigenlijk niet, omdat er altijd bepaalde restricties bestaan met betrekking tot het functioneren van een markt.
Planeconomie (ook wel centraal-geleide economie) In een planeconomie heeft alleen de overheid recht op het verstrekken van goederen en diensten, waardoor het marktmechanisme vervalt. Een planeconomie heeft een ‘top-down structuur’, waarbij de politiek bepaalt en de consument alleen invloed kan uitoefenen op de economie door de politiek daartoe te bewegen. Dit wordt ook wel aangeduid als een aanbodgerichte economie. Dit type economie komt vooral voor in communistische staten, maar bepaalde aspecten ervan zijn ook wel te vinden in kapitalistische systemen, waarbij de staat gedeeltelijk bepaalt wat de prijs is van bepaalde goederen of diensten. Dit wordt dan een gemengde economie genoemd.
Sociale markteconomie De sociale markteconomie is een Duits stelsel waarin de overheid met behulp van uitkeringen en sociale goederen de nadelige gevolgen van de vrijemarkteconomie opvangt. Dit is méér dan een ‘gecorrigeerde’ markteconomie: de sociale dimensie is van begin af aan ingebouwd en is dus meer dan een correctie achteraf. Het achterliggende idee is dat de markt zijn werk pas goed kan doen, als de overheid zorgt voor voldoende concurrentie en bovendien oog heeft voor rechtvaardige en sociale oplossingen.
Subsistentie-economie (ook wel bestaanseconomie of overlevingseconomie) In een subsistentie-economie worden goederen voornamelijk geproduceerd voor eigen consumptie (zelfvoorziening). In dit systeem werkt het merendeel van de mensen in de landbouw en het komt tegenwoordig vooral nog voor in ontwikkelingslanden. Men is in hoge mate zelfvoorzienend en in tegenstelling tot in een markteconomie, is er vrijwel geen sprake van distributie van goederen.
Ruileconomie Een ruileconomie is een economie gebaseerd op ruilhandel. Bij ruilhandel worden goederen geruild voor andere goederen, zonder tussenkomst van geld. Hoewel het principe van de ruileconomie vaak wordt beschouwd als het oudste type economie en als de voorganger van de geldeconomie, zijn er nooit voorbeelden van (pure) ruileconomieën aangetroffen. Dat wil niet zeggen dat er geen ruilhandel bestaat, maar dat deze plaatsvindt in de “marge” van een economie die meestal vooral gebaseerd is op een ander principe, zoals een gifteconomie of een geldeconomie. In die laatste vorm komt ruilhandel nog steeds voor. Zo worden er bijvoorbeeld ‘swapping-evenementen’ georganiseerd. De deelnemers brengen dan goederen/kleren naar een dergelijk swapping-event en kunnen die ruilen voor goederen/kleren van andere personen, zonder enige tussenkomst van geld.
Deeleconomie De deeleconomie is een systeem waarin het delen van producten en diensten centraal staat. Andere termen die hiervoor gebruikt worden zijn sharing economy, collaborative economy, collaborative consumption, peer-to-peer-economy, platform economie of on-demand economie. De deeleconomie is met name voortgekomen uit initiatieven met een sociale functie. Voorbeelden hiervan zijn het Repair Café (spullen repareren), thuisafgehaald (maaltijden) en peerby (spullen lenen en (ver)huren). Besparende deelinitiatieven draaien om het praktisch delen van dure eigendommen met anderen, zoals autodelen, liften en kamerverhuur aan toeristen. Bij crowdfunding zamelen mensen geld in voor een doel dat zowel sociaal als commercieel kan zijn. In de praktijk bestaat de deeleconomie nu vooral uit websites die het delen van een bepaalde dienst of een bepaald product faciliteren. Zo ben je als reiziger niet langer aangewezen op hotels, maar kun je eenvoudig bij iemand thuis een overnachting boeken via Airbnb. De platformen die onder de term ‘deeleconomie’ geschaard worden, lopen zowel qua insteek als omvang nogal uiteen. Wat de initiatieven verbindt is het ‘peer-to-peer’-mechanisme: ze brengen gebruikers met elkaar in contact om onderling spullen of vaardigheden uit te wisselen. Vraag en aanbod kunnen zo zonder tussenkomst van een bedrijf op elkaar worden afgestemd.
Gifteconomie In een gifteconomie wordt de waarde van een product of dienst pas achteraf bepaald. Je geeft iets gratis weg, zonder er (direct) iets voor terug te verwachten. Binnen zo’n economie zijn relaties gebaseerd op onderling vertrouwen en kun je ervan uitgaan dat in de cyclus van geven er vanzelf weer dingen bij je terugkomen.
Informele economie Onder informele economie, of verborgen economie worden (zowel legale als illegale) economische activiteiten verstaan die niet in de officiële cijfers tot uitdrukking komen, doordat ze niet worden waargenomen door de instellingen die de nationale rekeningen opstellen. De term wordt vooral geassocieerd met de derde wereld, waar in veel landen meer dan de helft van de bevolking werkzaam is in de informele sector. Dat neemt niet weg dat ook in ontwikkelde landen veel informele economische activiteit plaatsvindt. Hieronder vallen onder meer de werken die mensen thuis uitvoeren of werk in het zwarte circuit.
Circulaire economie (ook wel kringloopeconomie) De circulaire economie is een systeem waarin producten en grondstoffen zoveel mogelijk hergebruikt worden en waardevernietiging geminimaliseerd wordt. In plaats van een lineair systeem wordt het daarom een circulair systeem genoemd. Naast de herbruikbaarheid van producten, is ook het herstellend vermogen van natuurlijke hulpbronnen een uitgangspunt in de circulaire economie. In het huidige lineaire systeem worden grondstoffen omgezet in producten die aan het einde van hun levensduur meestal vernietigd worden. Het circulaire systeem kent een biologische kringloop (waarbij reststoffen na gebruik veilig terugvloeien in de natuur) en een technische kringloop (waarbij producten zo zijn ontworpen dat ze kwalitatief hoogwaardig opnieuw gebruikt kunnen worden). Hierdoor blijft de economische waarde zoveel mogelijk behouden.
Solidaire Economie De solidaire economie is een vorm van productie, consumptie en verdeling van rijkdommen, waarbij de hele mens centraal staat en niet alleen de accumulatie van kapitaal. Zo wordt arbeid bijvoorbeeld niet gezien als een productiefactor, maar als een proces waarin een mens zichzelf kan waarmaken en ontwikkelen. Solidaire economie wil economische processen op een democratische manier in beheer geven van groepen. Economie wordt daarbij niet gezien als een losstaand proces, maar bekeken binnen een veelvoud van dimensies: sociaal, politiek, ecologisch, cultureel. Hiermee begeeft de solidaire economie zich ook op publiek vlak, waarbij zij streeft naar een rechtvaardigere maatschappij. Het idee hierachter is dat de nadruk op economische groei een beperkt begrip is van welvaart; het zijn dezelfde krachten die achter de aanhoudende economische, sociale en ecologische problemen schuilgaan. Door die verwevenheid kunnen deze problemen alleen in samenhang met elkaar worden aangepakt.
Gemene-Goed-Economie In de Gemene-Goed-Economie staan vijf waarden centraal: menswaardigheid, rechtvaardigheid, solidariteit/coöperatie, duurzaamheid en democratie/transparantie. Het is een concreet en uitgewerkt model, met als centraal werkinstrument de Gemene-Goed-Balans, waarmee de bijdrage van organisaties en ondernemingen aan het ‘gemene goed’ getoetst kan worden, en waarbij een hoge score gekoppeld wordt aan wettelijke voordelen. De Gemene-Goed-Economie is radicaal democratisch: iedereen moet het mee kunnen vormen en bepalen.
Het boek Ware winst van Christian Felber Hoe past dit hiertussen? Ware Winst introduceert in feite de Gemene-Goed-Economie. In dit model komen aspecten uit meerdere modellen en uit alle bekende economische systemen samen. Ze wil de voordelen ervan combineren en op een democratische manier creatief verder ontwikkelen. De Gemene-Goed-Economie is een markteconomie, in die zin dat private ondernemingen en vrije markten waar prijzen bepaald worden, evenals geld als ruilmiddel, nog bestaan. Maar de ethische en wettelijke regels die de marktrelaties bepalen, zijn anders dan die van de kapitalistische markteconomie. In deze laatste ligt de prioriteit bij de maximalisatie van winst, wat ertoe leidt dat vooral het eigenbelang wordt nagestreefd. Concurrentie en winstbejag maken in de Gemene-Goed-Economie plaats voor samenwerking en maximalisatie van het algemene belang. Om te ‘meten’ in hoeverre een organisatie bijdraagt aan het algemene belang (het gemene goed), wordt gebruik gemaakt van een Gemene-Goed-Balans, waarin organisaties aan vijf basiswaarden worden getoetst: menswaardigheid, rechtvaardigheid, duurzaamheid, coöperatie & solidariteit en democratie & transparantie.
In de Gemene-Goed-Economie zijn ook kenmerken van andere economische systemen herkenbaar. Er is bijvoorbeeld zeer veel gemeenschapseigendom (commons), zoals energieleveranciers, scholen, spoorwegen, de post of banken. Deze volgen niet de marktlogica – ze zijn openbaar eigendom, in de Gemene-Goed-Economie echter niet door de staat beheerd, maar direct door de bevolking (democratisch gemeengoed). Daarnaast wordt zelfvoorziening (subsistentie) en schenken gestimuleerd. Ook kan een planmatige, maar decentrale en participatieve vorm van marktregulatie plaatsvinden, met als doel de vatbaarheid voor crises te verminderen. Omdat duurzaamheid (zowel sociaal als ecologisch) en democratische participatie kernelementen van de Gemene-Goed-Economie zijn, zijn er tal van raakvlakken met verschillende andere alternatieve benaderingen, zoals bijvoorbeeld de solidaire economie, circulaire economie en deeleconomie. Qua onderliggend gedachtegoed zijn er geen dan ook geen tegenstrijdigheden (eventueel wel andere accenten). De Gemene-Goed-Economie is dus eerder verbindend dan verschillend. Opmerkelijk is wel de mate van detail waarin de Gemene-Goed-Economie is uitgewerkt: met duidelijke standpunten en (democratisch verder uit te werken) richtlijnen in verband met de organisatie van financiële instituten, eigendomsrecht, democratische instrumenten, beheer van gemeenschapsgoederen, beloning van ondernemingen met een goede Gemene-Goed-Balans en zelfs educatie en opvoeding. Als holistische benadering heeft de Gemene-Goed-Economie dan ook de ambitie om de huidige kapitalistische markteconomie te vervangen, veeleer dan deze bij te sturen of te compenseren.